Dwangmedicatie

Dwangmedicatie

KC22-043 09 oktober 2022

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klaagster]
Klachtnummer : KC22-043
Instelling : Pro Persona
Datum ontvangst klacht : 27 september 2022
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Hoorzitting : 7 oktober 2022
Datum uitspraak : 10 oktober 2022

 

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[XX] (klaagster)

[XX] [echtgenoot]

[XX] [moeder]

[XX] (PVP)

 

[verweerder 1] (Aios)

[verweerder 2] (regiebehandelaar)

 

[XX] (voorzitter klachtencommissie)

[XX] (psychiater)  `

[XX] (jurist)

 

[XX] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Juridische status

Zorgmachtiging

 

 

Klacht

  1. Klacht tegen depotmedicatie
  2. Verzoek om schadevergoeding in verband met de lichamelijke klachten als gevolg van langdurige medicatie

 

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 27 september 2022 een klacht ontvangen inzake dwangmedicatie als onderdeel van de verplichte zorg. Op 3 oktober heeft klaagster per mail een aanvulling op haar klacht ingediend.

Op 28 september 2022 zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor de hoorzitting. Het verweer is op 4 en 5 oktober 2022 per mail ontvangen.     

De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober middels videoconferentie. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de commissie betrokkenen uiterlijk op 11 oktober 2022 uitspraak zal doen.     

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht d.d. 27-9-2022 en aanvulling d.d. 3-10-2022;

-           Gedeeltelijke intrekking klacht door PVP namens klaagster d.d. 3-10-2022

-           Verweerschrift d.d. 4-10-2022 en aanvullend verweer 5-10-2022;

-           Beschikking voortgezette crisismaatregel d.d. 22-8-2022;

-           Beslissingen verlenen verplichte zorg d.d. 19-8-2022, 24-8-2022, 2-9-2022 en 27-9-2022;

-           Zorgplan d.d. 29-8-2022;

-           Zorgkaart d.d. 30-8-2022;

-           Medische verklaring d.d. 7-9-2022;

-           Kennisgeving mondelinge uitspraak zorgmachtiging d.d. 26-9-2022;

-           Decursus periode 2-9-2022 t/m 3-10-2022;

-           Evaluaties verplichte zorg

 

 

Termijn

Het klaagschrift bevat een klacht tegen verplichte medicatie als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klacht heeft betrekking op een beslissing waarvan het gevolg actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen twee weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 11 oktober 2022.

 

Feiten en omstandigheden

Op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling gaat de klachtencommissie uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Klaagster is een [leeftijd] vrouw en bekend met bekend met schizofrenie, bij wie op dit moment in dit kader sprake is van een psychotische decompensatie. Op 19 augustus 2022 is zij met een crisismachtiging opgenomen. Bij beschikking van 12 september 2022 is een voortgezette crisismaatregel verleend. Op 26 september heeft de rechtbank bij mondelinge uitspraak een zorgmachtiging verleend voor zes maanden.

Vanaf 6 september 2022 past verweerder dwangmedicatie toe bij klaagster en is een prik- of slikbeleid ingezet. De zorgmachtiging is door verweerder aangevraagd, omdat klaagster niet bereidwillig was tot het aangaan van behandeling en de orale medicatie niet wil innemen. Verweerder heeft het voornemen om aan klaagster depotmedicatie toe te dienen. Hiertegen heeft klaagster onderhavige klacht ingediend. Verweerder heeft in afwachting van deze uitspraak de toediening van de depotmedicatie aangehouden.

Per email d.d. 3 oktober 2022 heeft klaagster via haar PVP laten weten dat zij het verzoek om schadevergoeding wegens langdurige medicatie intrekt.

 

Standpunt klaagster

Klaagster is het niet eens met het voornemen van verweerder om een depotmedicatie toe te dienen. Ze krijgt hier lichamelijke klachten van. Ze vindt dat het goed gaat met haar. Haar eetpatroon is verbeterd en ook verzorgt ze zichzelf beter. Ze wil terug naar huis, en naar haar man die in [land] woont. Klaagster vindt dat er helemaal geen medicatie meer nodig is. Klaagster wenst een second opinion en tijd om een rustige woonsituatie te verwezenlijken en samen met man te kijken wat er verder nodig is. Alles met als doel om de medicatie af te wenden.

 

Standpunt verweerder

Verweerder geeft aan dat klaagster met een psychotisch toestandsbeeld werd opgenomen met een crisismachtiging. Klaagster was al gedurende twee jaar na de vorige opname in behandeling bij het VIP-team en had een lage depotmedicatie. Dit werd in verband met een langdurige vakantie naar het buitenland omgezet in orale medicatie. Klaagster bleek na terugkomst te zijn gestopt met de orale medicatie. Ze heeft daarna een depressief toestandsbeeld met psychotische kenmerken ontwikkeld. Vervolgens is klaagster tijdens de afwezigheid van de familie verder afgegleden en onttrok zij zich aan de zorg van het VIP. Hierdoor was er gedurende enkele weken geen zicht op haar toestand. Na terugkeer van de familie bleek klaagster een gedragsverandering te hebben doorgemaakt. Zij was agressief naar haar omgeving en had overlast veroorzaakt in de thuissituatie alsook bij de buren vanuit haar paranoïde psychotische belevingen. Tevens was er sprake van zelfverwaarlozing en vertoonde klaagster kenmerken van katatonie.

Daarom werd zij met een crisismachtiging opgenomen.

Na de start met antipsychotica was er verbetering zichtbaar. De huidige orale medicatie heeft een gunstig effect op de psychose van klaagster. Maar helaas ontbreekt de bereidwilligheid tot inname van medicatie bij klaagster. Ze probeert vaak te smokkelen met medicatie, zowel met tabletten maar later ook met de medicatie in vloeibare vorm. Dat is de reden dat de medicatie onder toezicht moet worden ingenomen. Als klaagster geen depotmedicatie krijgt, dan is het risico zeer groot dat zij weerstand zal blijven houden  tegen medicatie en zonder professioneel toezicht op inname zal stoppen met medicatie inname.

Klaagster woont bij moeder en er zijn signalen van forse overlast bij moeder en andere familieleden. De familieleden hebben aan verweerder aangegeven dat zij de zorg voor klaagster thuis bij de moeder te belastend vinden en dat het risico bestaat dat klaagster zich zal onttrekken aan deze zorg en de voorgeschreven medicatie niet zal innemen. Verweerder geeft aan dat de opname uitzichtloos is, als er niet gestart wordt met depotmedicatie.  

 

Ten aanzien van de second opinion geeft verweerder aan dat zowel de ambulante behandelaar als behandelaren van de kliniek, klaagster hebben onderzocht. Zij komen tot eenzelfde diagnose. Er is volgens verweerder daarom geen meerwaarde in een second opinion. Dit zou tot uitstel leiden, hetgeen in deze situatie voor klaagster ongewenst is, omdat zij baat heeft bij het zo snel mogelijk starten van een depotmedicatie.
Als klaagster naar haar man in [land] zou gaan, zal klaagster waarschijnlijk uit beeld verdwijnen. Een zorgmachtiging geldt niet in [land], waardoor het risico groot is dat klaagster zich aan de zorg onttrekt, met ernstige schadelijke gevolgen voor klaagster.

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. Aangezien de klacht is gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

 

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften zoals vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

Wat betreft de formele aspecten van de verplichte zorg stelt de commissie vast dat deze voldoen aan de wettelijke vereisten die hiervoor zijn gesteld.

Verplichte zorg is een ultimum remedium. Als verplichte zorg noodzakelijk is, moet gekozen worden voor de minst ingrijpende vorm en zo kort mogelijk. Verplichte zorg moet voldoen aan de uitgangspunten van subsidiariteit, proportionaliteit, doelmatigheid en zorgvuldigheid.

Het is de klachtencommissie gebleken dat verweerder diverse pogingen heeft gedaan om klaagster te bewegen tot innemen van orale medicatie, maar dat dit op veel weerstand bij klaagster stuit.

De commissie acht het voldoende aannemelijk dat zonder het gebruik van effectieve medicatie gedurende langere tijd, een zodanig psychisch toestandsbeeld in stand blijft dat er zich bij klaagster en haar omgeving ernstig nadeel voordoet in de zin van art. 1.1. lid 2 onder a. Wvggz.

Het verzoek van klaagster voor een second opinion behoeft volgens de commissie niet te worden gehonoreerd, aangezien het hier niet gaat om de vaststelling van een diagnose, maar om het gevaarscriterium onder de wet in combinatie met psychische problematiek. Dit is reeds afdoende vastgesteld bij het opleggen van de zorgmachtiging. Daarnaast overweegt de commissie dat een second opinion een vertraging in de behandeling zal opleveren, die schadelijk kan zijn voor de gezondheidstoestand van klaagster zelf.

Nu klaagster de medicatie niet vrijwillig wil innemen en geen ziekte-inzicht laat zien, is het risico op medicatie ontrouw groot. Verweerder heeft naar het oordeel van de commissie zich zeer zorgvuldig opgesteld door de aangezegde depotmedicatie aan klaagster te onthouden, totdat op onderhavige klacht is beslist.

De depotmedicatie is veilig en een juiste behandelmanier om het ernstig nadeel te beperken.

Al met al is de commissie van oordeel dat geen van de aangevoerde gronden kunnen leiden tot  gegrondverklaring van de klacht.

 

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht ongegrond.

 

Beroep

Klaagster, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

Aldus besloten te [plaatsnaam], 10 oktober 2022

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[XX]  (plv) Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 5